Kreta, een langgerekt eiland in de Middellandse zee, bakermat van de Minoïsche beschaving, zal de komende twee weken onderworpen worden aan een verovering per fiets.
Een eiland van hoge bergen en diepe kloven, van ruige kusten en stille baaien, van palmen en olijven, van het gezonde leven en van restanten van vroegere beschavingen.
In het voorjaar, nog voordat het massatoerisme op gang komt, de natuur op haar mooist is en de temperaturen aangenaam zijn, bezoek ik het eiland.
Mijn tocht zal beginnen bij Iraklion vanwaar ik door de heuvels van het achterland over de oude weg naar het westen van het eiland fiets. Via de Topoliakloof steek ik door naar de zuidkust die ik per boot en fiets afreis tot bijna aan de oostkant van het eiland. Eenmaal terug aan de noordkust fiets ik opnieuw het binnenland in naar de Lasithi hoogvlakte om later via Knossos weer bij het vliegveld van Iraklion te eindigen.
(Een ingekorte versie van dit reisverslag is te lezen in het aprilnummer (nr 2/2019) van het blad Op Weg, een magazine voor wandelaars en fietsers).
Na een rustige vlucht vanaf, deze keer, Rotterdam Airport land ik op het vliegveld van Heraklion.
Na wat vergeefse pogingen mijn lege fietsdoos in bewaring te geven, verstop ik de doos onder een kartonnen en plastieken afdekking van wat verfspullen.
Het vliegveld wordt verbouwd en er ligt allerlei bouwmateriaal. Ik hoor dat de opknapbeurt over drie weken klaar moet zijn. Hopelijk ligt mijn fietsdoos er dan als ik over twee weken terugkom.
Onder kleine belangstelling sleutel ik mijn fiets in elkaar in de aankomsthal. Na een uur ben ik klaar voor vertrek.
Ik hobbel door de straten van Iraklion waar het asfalt pogingen doet om de golven van de zee na te bootsen.
Al gauw stuur ik richting de haven. Langs de kust van de stad doemt het kasteel van Iraklion voor me op, net als even verderop de andere historische bouwwerken.
Als ik aan de westkant de stad verlaat draai ik de heuvels in. De weg loopt flink omhoog naar een natuurgebied op 400 meter hoogte, mijn doel voor vandaag.
Eenmaal op hoogte is Iraklion te zien, omgeven door heiige lucht met daarop de geel-bruine deken die zo kenmerkend is voor een stad.
Ondertussen leidt de weg met steeds hoger. Hoge bergpieken lonken naar me terwijl de roodbruine aarde en de grijs-witte rotsen me begeleiden.
Tegen het einde van de middag bereik ik Voulismeno Aloni. Het mooie valleitje dat als een kom tussen de bergen ligt, nodigt me uit voor een korte wandeling.
Via onverharde wegen fiets ik het natuurgebied 'Almyrou Potamou' in, waar ik in een verlaten hut mijn bivak maak.
Geurende naaldbossen omringen me, vogels fluiten in alle vogeltalen. In de verte hoor ik een beestachtig geroep waarna even later een familie geiten voorbij wandelt.
Na een heftige aanloop van 20 kilometers is de kop eraf van mijn ronde over Kreta.
Als 's ochtends het aanzwellende getsjilp van de vogels de stilte doorbreekt staat Helios op 't punt Hades te verlaten.
In de koelte van de ochtend vertrek ik westwaarts, verder over de oude weg door het binnenland waar verkeer schaars is. Over bergwegen met de karakteristieke paaltjes langs de ravijnkant en geiten in de bomen langs de helling, slinger ik omhoog.
Boven de wolken die over de laagte hangen presenteert dit ruige landschap zich op zijn mooist.
De kronkelwegen voeren me door kleine dorpjes met zelden meer dan tien huizen waarvan altijd minstens één 'n café is. 'Kalimèra', groet iedereen die ik tegenkom. In één van de dorpjes schuif ik aan om samen met de hele plaatselijke bevolking (van vijf mensen) van mijn eerste Kretenzische koffie te genieten.
Het slingeren door de heuvels gaat over in slingeren langs de rivier. Op de brede stukken van de vallei fiets ik tussen sinaasappel- en olijfboomgaarden, op smalle stukken vormen de bergwanden een kloof.
Uiteindelijk kom ik aan de kust waar ik het Kreta van het toerisme tegenkom. De hotels vormen een lang lint langs de kust.
Op de boulevard van Rethymno kan ik op de picknickbankjes onder de palmbomen mijn middagpauze genieten.
De citadel waar ik even later langs fiets wordt overspoeld door toeristen. Daar houdt deze fietstoerist niet van en om de fietspret niet te laten bederven, laat ik de citadel links liggen.
Aan het eind van de stad laat ik ook de kust voor wat die is en vervolg ik de rest van mijn route door het binnenland.
Al gauw word ik getrakteerd op groene valleien, olijfboomgaarden en bomen die me doen denken aan kastanjebomen.
Door soms dichte bossen en langs steile wanden kronkel ik alweer door het landschap.
Na korte beklimmingen en afdalingen bereik ik, na uiteindelijk 96 kilometers fietsen, het Kournasmeer.
Hoge bergen flankeren het diepgroene meer. Wat een juweeltje!
Nadat de tent staat neem ik een duik in het heerlijk koele water.
Het meer is een natuurgebied, en bezit van voornamelijk ganzen. Hele families zwemmen me voorbij en komen bij me op bezoek bij m'n tent.
'Wie niet reist is gek', zegt het boek dat ik deze tocht bij me heb.
Als de avond valt (boem) zijn de dagjesmensen vertrokken en heb ik het uitzicht over het meer en de koffiebars voor me alleen.
Wanneer de zon achter de bergen zakt vult de klamme lucht de omgeving. Het neergeslagen vocht zorgt voor een heerlijk geurenpalet.
Onder een nachtelijk concert van de kikkers kruip ik even later de tent in.
Om acht uur verlaat ik het Kournasmeer. Op de vroege zondagochtend is er maar één kip op de weg en die gaat op haar gemakje voor me aan de kant.
Vanaf Georgeopolis volg ik de oude weg naar Chania. Doordat hier ook een nieuwe weg loopt fiets ik heerlijk rustig.
Over wegen omzoomd door platanen, die overgaan in slingerwegen tussen wouden en boomgaarden kom ik bij Neo Chori. In het dorpje heerst een gezellige drukte op het kerkplein. De priesters organiseren op de zondagochtend een soort markt (in plaats van een kerkdienst?). Vrijwel het hele dorp is uitgelopen, wel meer dan 30 mensen zijn op de been.
Na Neo Chori daal ik af naar de kust, waar ik uitzicht krijg over de baai van Souda. Via de drukkere nieuwe weg (op Kreta is er soms een nieuwe weg, meestal een oude weg en zijn er de landwegen) daal ik na de beklimming Souda, een marine stad, in.
Souda gaat over in Chania. In het stadspark van Chania maak ik onder het genot van een cappuccino m'n plan voor de rest van de dag.
Ik besluit de rest van de ochtend de oude stad te verkennen om daarna verder te fietsen.
Via de restanten van (Minoïsch) Kydonia, kom ik bij de Venetiaanse haven. Na de moskee fiets-flaneer ik langs de terrasjes tot het bastion, waarlangs ik de nauwe straatjes van de oude stad binnen fiets.
Tegelijk met mijn bezoek vindt de Kreta Marathon plaats, met start en finish in Chania. Alle straten zijn afgezet waardoor het heerlijk fietsen is.
Aan het eind van mijn bezoek fiets ik de stad uit, langs een mooie rotskust en tegelijk door de op massatoerisme gerichte dorpen ten westen van Chania.
Eenmaal het massatoerisme voorbij mag ik heuvel-over naar mijn eindbestemming van vandaag. Over alweer de nieuwe weg klim ik geleidelijk naar boven en zoef ik even later omlaag.
Tijdens mijn tussenstop vraagt de uitbater van een winkeltje bij de pomp of ik thuis ook over de snelweg fiets. Een weg met twee rijstroken zonder middenberm en vangrails en met een snelheidslimiet van 60, een snelweg? Ach ja, ook ik fiets er wel lekker snel over weg.
Aan de andere kant van de heuvel wacht een volgende baai waar twee kampeerterreinen aan liggen.
Ik fiets naar camping Mithimna waar ik deze rit van 86 kilometer afrond. Na twee nachten wildkamperen wordt het tijd om eens warm water te gebruiken.
In de schaduw van de bomen zet ik op deze warme dag mijn tent op waarna ik, na m'n wasbeurt, de rest van de middag uitrust.
Als de avond valt zijn beide andere kampeerders op het terras te vinden. Zodra ik aangeschoven ben, is mijn lot bezegeld. Raki vloeit en verhalen vliegen over de tafel.
Vandaag begint de dag voor de verandering met een bewolkte lucht. De mooiweergoden nemen wat rust na het warme zonnige weekeinde.
Om half acht zit ik op de fiets. Onder een warm wolkendek volg ik de kust in de baai van Kissamos om na een paar kilometers de heuvels in te draaien.
De weg voert langs een rivierdal dat geleidelijk aan een kloof wordt. Een half uurtje later fiets ik door de Topolia kloof. De wanden zijn zo steil dat de weg hoog boven de rivier langs loopt, wat dan weer adembenemende uitzichten oplevert. Hoe hoger ik kom, hoe smaller de weg wordt totdat er langs de bergwand geen ruimte meer is voor de weg. Het tunneltje door de berg is nauwelijks breder dan een fietstunnel waardoor verkeer van beide kanten om en om erdoorheen moet.
Voorbij het tunneltje, aan de zuidkant, ligt de Agia Sofia grot. Te voet klim ik ernaartoe.
Na een inspannende klauterpartij stap ik de grot binnen, waar ik in het gezelschap van vleermuizen en duiven op verkenning ga.
Halverwege de ochtend betrekt de lucht en valt er zowaar wat regen. Zachtjes tikken de regendruppels op m'n fietstassen terwijl m'n benen de pedalen rond draaien op 't ritme van de eenzaamheid.
Hoe hoger ik kom, hoe verlatener het wordt. Af en toe wordt het ruige berglandschap, dat bedekt is met olijfbomen, onderbroken door een dorpje van een paar huizen.
Voorbij Strovles, op het hoogste punt, slaat het weer verder om. Stormwindvlagen teisteren de omgeving, regen roffelt op m'n fietstassen. Zodra ik aan de afdaling naar de zuidkust begin, stopt de regen. Nog voordat ik nat heb kunnen worden!
Tussen de olijfbomen waarlangs ik afdaal, liggen netten op de grond, het wegdek is bezaaid met zwarte stippen. 't Is oogsttijd.
Na een HSA (hogesnelheidsafdaling) waarbij ik af en toe windvlagen van opzij krijg, fiets ik door een straffe tegenwind de platanenlaan van Paleochora binnen. Precies op tijd voor een lunch op het strand.
Na m'n bezoek aan de kasteelruïne op de kaap van het stadje fiets ik het laatste stukje richting Camping Paleochora, waar ik neerstrijk aan het eind van een korte klimrit van 47 kilometers.
Het kampeerterrein blijkt gerund door hippies op leeftijd. Ook Paleochora zelf lijkt een hippiekolonie met veel lange grijze haren en baarden op sandalen.
Op 't kampeerterrein ontmoet ik een andere fietser, Andreas uit Zweden. Hij is al zo'n elf jaar onderweg, net iets langer dan ik. Hij ziet er ziek uit. Later vertelt hij me van de longontsteking die hij heeft opgelopen.